Apataki

You go to Apataki?, vroeg een grote Polynesische man toen we net uit het vliegtuig waren gestapt op het eiland Aratua, midden in de Pacific. Ik keek om me heen tegen wie hij het had, maar hij bleek mij aan te spreken. Ik antwoordde bevestigend en ik kreeg een doos in mijn handen gedrukt waar inderdaad groot Apataki Carenage Toni Lau op stond. Met de doos en twee grote koffers strompelden we het gebouwtje naast de landingsbaan in. 

Vier dagen daarvoor waren we vertrokken en na een lange vlucht van Amsterdam via LA naar Papeete op het eiland Tahiti gevlogen. Vanaf daar vlogen we met een klein vliegtuigje naar Aratua, een van de eilanden in de Tuamotus-archipel. Deze archipel bestaat uit ruim 100 ingestorte vulkanen. Wat overblijft zijn ringvormige eilanden met een groot binnenmeer. 

Dezelfde man die mij de kartonnen doos overhandigde dirigeerde ons naar de watertaxi. Een platte schuit met een overmaatse buitenboordmotor waar inmiddels wat locals opstonden die een kleine pyramide van koffers en dozen aan het bouwen waren. Deze watertaxi zou ons naar het dorp brengen waar we volgens om 10u zou ophalen.

In het dorp van Aratua heeft Marieke nog snel wat boodschappen gedaan, terwijl ik op de bagage paste. Stipt om 10u arriveerde Alfred Lau met z’n speedboat aan de kade. De LEF staat op de werf van zijn zoon op het volgende eiland, Apataki, op een kleine 4 uur varen van Aratua. Op Apataki wonen zo’n 400 mensen, vrijwel allemaal in het dorp, recht tegenover de werf aan de andere kant van het ringvormig eiland. Alfred wil ook weer naar huis, dus vol gas scheren we over de golven van de oceaan richting het buureiland. Gelukkig is het rustig weer, want van reddingsvesten of een marifoon is geen spoor te bekennen op de boot. 

Het weerzien met de LEF was best spannend. Ze heeft precies een jaar op het eiland gestaan. Geteisterd door de brandende zon en vast allerlei ongedierte die de LEF als onderkomen eigen wilde maken. We waren echter blij verrast nadat we het zeil verwijderd hadden. Behalve een enkele Gekko die weg schoot en een laagje stof zag de LEF er tiptop uit. Wel zat de bilge (laagste punt in een boot) vol met een ondefinieerbare smurrie die lastig te verwijderen was. Later bleek dat een fles motorolie door de hitte was gescheurd en was leeg gelopen en de oorzaak was.

De daaropvolgende twee weken hebben we onze handen uit de mouwen gestoken. De boot gelucht, schoongemaakt, het onderwaterschip geschuurd en opnieuw in de antifouling gezet de filters van de watermakers verplaatst, schroefas pakking vervangen, de zeilen er weer op en zo voort en zo voort! 

De vrijdagochtend voor Pinksteren was het zo ver: de LEF ging vroeg in de ochtend te water. Iedereen die op de werf rondloopt komt even kijken.Toch altijd even spannend, zodra de romp het water raakt. Binnen checken we de afsluiters en we luisteren vooral of we geen stromend water hoorden. De bilge bleef leeg, dus dat was een goed teken. De motor startte ook in één keer, dus dat was ook een meevaller.  Honderd meter uit de kant laten we het anker zakken en onze nieuwbakken vrienden van Hawaii die naast ons lagen op de werf komen ons een koud colaatje brengen als afscheid.

Die middag zetten we zeil richting het dorp van Apataki aan de andere kant van het atol. Er is daar een kade waar het bevoorradingsschip aan kan leggen dat eens in de 3 weken langs komt. Aangezien deze net is langs geweest, mogen wij de kade gebruiken. Het marineschip wat er lag zou zojuist vertrokken moeten zijn zo werd ons erbij vertelt. Eenmaal in de buurt van Apataki turend door de verrekijker zie ik het marineschip uittornen boven het dorpje. Later bleek dat de kapitein al 10 dagen iedere dag ‘Peut-être demain…’ als antwoord gaf op de vraag wanneer het marineschip zou vertrekken. 

Voor ons werd het een beetje spannend waar we terecht zouden kunnen. Het was inmiddels een uur voor zonsondergang, dus terug naar de werf was geen optie. Al vrij snel bood een local uitkomst. Om de hoek was een baaitje dat als vissershaven dienstdeed. Daar konden we wel terecht.  Voor we het wisten lagen we pontificaal midden in de baai. Een landvast aan de lantaarnpaal aan de uiterste linkerkant van de haven, de andere aan de andere lantaarnpaal rechts in de haven. Aan de achterkant ons hekanker midden in de baai. Niemand kon om ons heen, bijna letterlijk. Maar de local stelde zich voor als Joe en hij was de eigenaar van de vissersboot met de allergrootste buitenboordmotor in het haventje. Dat gaf hem toch wel enig ontzag, dus we vertrouwden er maar op dat het goed was.

Na een heerlijk nacht slapen doordat we eindelijk verlost waren van de muggen, stond ik vol goede moed op. Op het voordek stond ik de dinghy op te pompen, toen een ietwat opgeblazen hoofd op de kade stampij begon te maken. Mariek lag nog te slapen. Mijn gebrekkige Frans was net voldoende om te begrijpen dat hij vond dat we weg moesten uit de haven en liefst zo snel mogelijk. Ik weet niet of het kwam door zijn ietwat lullige elektrische driewieler van Chinese makelij, maar hij kwam op mij niet over als het scherpste mesje uit de la. Nou lopen er in de dorpen wel vaker wat zonderlinge figuren rond.

Na overleg met Marieke en Zuid-Afrikaanse zeiler die verderop lag, kwamen we tot de conclusie dat het wellicht verstandig was de burgemeester van het dorp toestemming te vragen om te mogen blijven. Zodoende konden we tegen iedereen zeggen dat we toestemming hadden van de Marie als er weer een visser bezwaar had tegen onze ligplaats.

Marieke spreekt een stuk beter Frans dan ik, dus ik vond maar dat zij het woord moest doen. Onderweg naar de burgemeesterswoning oefenden we ons verzoek. Marieke ging voor de trap omhoog bij het dorpshuis en ik stiefelde erachteraan. Halverwege de trap hoorde ik Marieke vragen in haar beste Frans of we nog een nachtje mochten blijven in het haventje. Eenmaal boven aangekomen draaide ik de hoek om en keek in het gezicht van de burgemeester én hetzelfde opgeblazen gezicht als die ochtend op de kade…

Net toen de Marie wilde antwoorden, kruisten onze blikken. Zijn wenkbrauwen zakte 5 cm, maar hij streek over zijn hart en zei: ‘Seulement un nuit et apres…’ terwijl hij met zijn arm een wijzende beweging richting Tahiti maakte.