Kannibalen

Een paar t-shirts, slippers, een schrift met wat pennen, lucifers, vislijn met een paar haken en wat lures, uiteraard Kava, veel anti-muggen spray en, niet te vergeten, het regenjack. De spullen zijn gepakt voor ons bezoek om 11 uur aan onze host famiily, Elena en Sero. We hebben inmiddels een paar baaien verderop geankerd met de LEF. Ik heb op de kaart een shortcut naar de baai voor het dorp ontdekt. Maar de sluiproute is volgegroeid met mangroves. Uiteindelijk moeten we terug om de oorspronkelijke route te volgen. Fijian late arriveren we in het dorp. Het rieten hutje van Elena en Sero zit al vol met vooral vriendinnen van de vrouw des huizes die ons hartelijk begroeten. We maken kennis met Sero, terwijl Elena druk in de weer is met pannen op het kampvuur in de hoek van het hutje. In het midden staan twee borden waar al gauw een schaal naast gezet wordt met een opengekliefde kreeft, curry en een naan brood. We worden enthousiast aangemoedigd om op te scheppen, terwijl iedereen verlekkerd toekijkt. Als we aangeven genoeg te hebben, wordt het restant verdeeld over de overige aanwezigen.

Na de lunch laat Sero ons trots het dorp zien. De laatste dagen was iedereen druk bezig met het vangen en verwerken van zee komkommers. Dit zijn zwarte drol-vormige organinismen die vooral in ondiep water voorkomen. Ze worden gevangen, gekookt en gedroogd volgens een ingewikkeld proces. Het resultaat is een ranzige bruine augurk met een ondeugdelijke geur. Blijkbaar heeft iemand na een emmer Kava bedacht dat er medische krachten vanuit gaan en gaan ze per boot naar China waar ze verkocht worden als delicatesse ‘beche-de-mer’. Sero heeft er zin in wil met ons naar de look-out. Achter het huis van de Chief, langs de moestuin begint een paadje richting de heuvel. Al gauw klauteren tegen de helling omhoog en Sero moet ook even de weg zoeken. Na 20 minuten houdt Sero pas op de plaats en wijst ons een gat in de rots. Over de rand glurend zien we een schedel op een steen staan. Als onze ogen aan het donker gewend zijn ontwaren we er meer. Volgens Sero waren zijn voorvaderen niet echte kannibalen, maar aten ze alleen hun tegenstanders op na een overwinning in de oorlog. Deze nuance is ons niet helemaal duidelijk, maar besluiten vanaf nu nog aardiger te doen tegen de bewoners van dit eiland. Bekomen van de schrik vervolgen we onze beklimming en op handen en voeten komen we op het hoogste punt van het eiland. Het uitzicht is werkelijk adembenemend. Vanaf deze berg kunnen we het heel eiland overzien. We zien alle drie de dorpen verspreid over het eiland.

De baai met het kristalhelder water waardoor de kleuren van het koraal er uit spatten. Ook zien we nu pas goed hoe de lagune bezaaid is met honderden kleine ‘champignon’ eilandjes, genoemd naar de vorm. Het zeewater tast de basis van de rotseilandjes aan, waardoor de onderkant steeds smaller wordt. Deze erosie gaat net zo lang door tot uiteindelijk het eilandje afbreekt en omvalt. In de verte zien we de LEF tevreden aan haar anker slingeren omringd door tallozen met palmbomen begroeide rotsen die balanceren op een smalle sokkel.

Onder de indruk van al het moois nemen we afscheid van Sero & Elena en haar schare vriendinnen.  Terugvarend naar de LEF komen we langs een verlaten zeilboot. Volgens de dorpelingen betreft het een Duitser die in Corona tijd zonder toestemming Fulaga bezocht. De Fiji marine heeft de eigenaar opgepakt en meegenomen, het schip achterlatend. Heel even twijfel ik aan deze versie en denk ik terug aan de grot in de berg. Om dan snel afscheid te nemen van dit lugubere idee, daar zijn deze vriendelijke mensen niet toe in staat!