Alhoewel we naar Cocos Keeling gaan varen, wat ook officieel Australian Territory is, worden we wel geacht uit te klaren op het vaste land van Australië en opnieuw in te klaren bij aankomst in Cocos Keeling. Normaal gesproken is uitklaren slechts een formaliteit. De meeste landen leggen je geen strobreed in de weg als je wilt vertrekken. Maar gezien het feit dat de Australische Border force de zaken zeer serieus neemt, ga ik 2 dagen voor vertrek maar even langs op het kantoor om te informeren naar de procedure. Voor me staat Justin, een rossige Australiër met opgeschoren haar, zijn Border force polo tot het bovenste knopje gesloten daaronder een blauwe legerbroek en een paar intimiderende kisten. Zijn riem hangt vol attributen. Sinds Justin mijn naam weet begint of eindigt hij iedere zin met een Australische ‘Martin’. Hij stelt wat vragen en er ontstaat een gezellig gesprek.
Als hij na een paar minuten dezelfde vragen begint te stellen alleen in een iets andere vorm, realiseer ik me dat dit wellicht niet is uit desinteresse. Hij checkt of mijn verhaal wel consistent is. Ik ben direct op mijn hoede, ga opeens nadenken over mijn antwoorden. Wanneer hadden we ook al weer ingeklaard, moet ik toegeven dat ik ook gevist heb of moet ik dan een vergunning overleggen, hoeveel geld heb ik aan boord, enz, enz. Hoe vaker hij mijn naam gebruikt in de vraagstelling hoe meer ik nadenk over het antwoord. Nadat ik iedere vraag 3x beantwoord heb, loop ik met het zweet op mijn rug de deur uit. Justin gaat me bellen of overmorgen vertrekken lukt. Een paar uur later belt hij al. Ik had blijkbaar gezegd dat ik bij zonsopgang wilde vertrekken en daar heeft Justin ‘zero fivehundred hours’ van gemaakt. Ik durf hem niet meer tegen te spreken. Normaal gesproken komen er twee officials langs op de boot bij het uitklaren. Maar omdat het zo kortdag is en door bezuinigingen is alleen Justin beschikbaar. Hij heeft toestemming ons op de Fishermans jetty uit te klaren, waar een camera hangt zodat het bewijs op film staat. In alle vroegte varen we vanuit de haven naar de steiger waar Justin ons al staat op te wachten leunend tegen zijn uit de kluiten gewassen 4×4. We moeten rechtop staan, hij houdt het paspoort ter hoogte van ons oor en moeten onze geboorte datum en plaats opdreunen. Zo is er geen enkele twijfel wie het Australische vasteland gaan verlaten. Vervolgens loopt Justin de boot in terwijl wij lijdzaam op de steiger staan toe te kijken. Na wat gestommel komt hij naar buiten en geeft het sein ‘that we are good to go!’
Onze kennismaking met de Indian ocean is pittig. De eerste helft begint nog rustig, maar na mijn verjaardag komen we in de baan van de passaatwinden. De wind bouwt op tot minimaal 25 knopen met uitschieters ruim boven de 30 (windkracht 7). De golven vanuit het zuiden zouden volgens de voorspelling bijna 5 meter moeten zijn, maar mij lijken ze veel hoger. De bootsnelheid gaat fors omhoog en 9 dagen later komen we dan ook in de buurt van Cocos Keeling. Midden in een gitzwarte nacht lopen we de laguna binnen. We kiezen er voor om in het donker rond te blijven motoren tot de zon opkomt. Bij het ochtendgloren valt het anker in het azuurblauwe water. Het water is zo helder dat ik het anker zie ingraven totdat de LEF aan de ketting begint te trekken. Om 7u meld ik op VHF kanaal 20 dat ‘sailing vessel LEF’ is gearriveerd. Een uiterst vriendelijk stem vraagt of we klaar zijn om in te klaren of dat we eerst nog wat bij willen slapen. Ik stel voor om het maar gelijk te doen, dan heb we het achter de rug. Niet veel later komen twee collega’s van Justin aangescheurd in een rib en stappen breedlachend aan boord. Zeer ontspannen leggen ze uit waar we boodschappen kunnen doen, benzine kunnen halen en kunnen barbecuen (ook hier volksport #1). Van inklaren is nauwelijks sprake. Na een minuut of twintig zwaaien we ze weer uit. Zo kan het dus blijkbaar ook in Australië.